Skip to main content

Standplaatsomstandigheden

Standplaatsomstandigheden bepalen vooral welke vegetatie ontstaat op een bepaalde plek. Daarmee zijn deze factoren ook sterk bepalend voor de beheervisie, streefbeelden en beheerdoelen.

Op de meeste standplaatsen is het mogelijk een erosiebestendige grasbekleding te ontwikkelen en in stand te houden. Toch zal de vegetatie qua uiterlijk sterk verschillen door andere omstandigheden.

  • Op dijken met een toplaag die bestaat uit zware klei is de biomassaproduktie meestal hoog waardoor de soortenrijkdom laag blijft en er nauwelijks of geen zeldzamere soorten kunnen voorkomen.
  • De meest soortenrijke dijkvegetaties komen in het algemeen voor op dijken waarvan de toplaag bestaat uit een lichte kleisoort met een relatief hoog zandgehalte.
  • Op sterk zandige dijken worden vaak de zeldzamere plantensoorten van dijken aangetroffen. Een sterk zandige toplaag wordt echter alleen onder speciale omstandigheden toegelaten (bv. op binnentaluds met overdimensionering) aangezien een sterk zandige toplaag gevoeliger voor erosie wordt geacht dan een toplaag met een lager zandgehalte.

De standplaats of groeiplaats van de vegetatie kent dus omstandigheden die invloed hebben op de samenstelling en de structuur van de vegetatie. Ze zijn bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden (potentie) van de vegetatie. De belangrijkste standplaatsomstandigheden zijn:

Een deel van deze aspecten kan alleen worden bepaald met behulp van een bodemonderzoek aan de hand van een vast protocol.

Het onderzoek Future Dikes trekt de volgende conclusie over drie standplaatsfactoren en de doorworteling / vegetatie [Liebrand e.a., 2024, rapport thema 1, p.8 en 58]:

"Soortenrijke grasbekledingen zijn het sterkst als ze een groot aantal kruiden bevatten met een significante invloed op de fijne doorworteling, terwijl ze niet in een hoge bedekking voorkomen. Deze bekledingen treffen we aan bodems waarbij gehaltes aan lutum en organische stof zodanig zijn dat waterretentiecapaciteit en fijne doorworteling worden bevorderd.

Op basis van de uitgevoerde analyses op proefvakniveau kan worden geconcludeerd dat, teneinde een sterke soortenrijke grasbekleding te verkrijgen, drie factoren essentieel zijn: 

  • Voldoende fijne wortels.
  • Een egale wortelmat met beperkte spreiding van de algehele wortelmassa. Dit hangt sterk samen met de waterretentiecapaciteit van de toplaag.
  • Een voldoende hoge waterretentiecapaciteit van de gehele toplaag, wat in de praktijk neerkomt op een voldoende hoge lutumfractie, organische stofgehalte en de juiste verdichtingsgraad. Merk op dat dit met name geldt voor de bodemtypes (zavel) zoals beschouwd binnen Future Dikes. Voor (zwaardere) klei en zand zal het belang van deze factoren mogelijk anders zijn."

Zie de afbeelding voor een schematische weergave van de verschillen tussen Gras op zand, soortenrijke dijkvegetatie op zavel en Gras op Klei en het indicatieve overzicht van de relaties tussen bodemeigenschappen, vegetatiekenmerken en erosiegevoeligheid. [De Kroon e.a., 2024]

Schematische weergave gras op zand_zavel_klei (bron Future Dikes projectrapport fase 1)
Schematische weergave gras op zand_zavel_klei.

In het veld zijn ook met het blote oog verschillen waarneembaar: bijvoorbeeld het vochtgehalte van de bodem. De vegetatie op zeer droge of zeer vochtige locaties past zich aan de omstandigheden aan. Een ervaren inspecteur of beheerder zal dit na verloop van tijd eenvoudig herkennen.