Deze pagina geeft een inleiding op de drie soortenrijke mengsels die deze handreiking aanbeveelt.
Soortenrijke mengsels die standaard kunnen worden gekocht voor natuurgebieden en tuinen, bevatten in een aantal gevallen soorten die het op de dijken waarschijnlijk niet zullen doen. Maar de meerderheid van de soorten zal zich in enigermate kunnen vestigen. Vooral de grassen Gewoon reukgras, Gewoon struisgras, Glanshaver en Goudhaver zullen in de ontwikkeling van de vegetatie een belangrijke rol gaan spelen in de een duurzame grasbekleding. Eenjarige kruidensoorten binnen deze mengsels geven het eerste seizoen mogelijk een fleurig aanblik, maar bestaan vaak uit planten die alleen ontwikkelen op open grond. Zodra de grasmat gesloten is, verdwijnen deze uit het beeld. Bovendien kunnen ze in die eerste fase ook dominant zijn en de ontwikkeling van een gesloten bekleding verstoren. De beheerder kan bovendien worden geconfronteerd met veel negatieve publiciteit tijdens de noodzakelijke maaironde waarbij dit aantrekkelijke mengsel wordt afgevoerd.
De basis van de meeste soortenrijke, bloemrijke dijkvegetaties bestaat uit een 20-tal grassoorten waarvan Glanshaver, Goudhaver, Reukgras en Kamgras de belangrijkste zijn. In soortenrijke hooilanden domineren vaak Glanshaver, Goudhaver en Reukgras, in soortenrijke weilanden vaak Kamgras en Goudhaver. In beide type grasland komen Ruw beemdgras, Veldbeemdgras, Rood zwenkgras, Engels raaigras, Gestreepte witbol en Zachte dravik meestal ook in meer of mindere mate voor. Zie ook Dijkflora
Naast de grassen komen in soortenrijke dijkgraslanden vele tientallen soorten kruiden voor. Deze kruiden kunnen worden ingedeeld in algemene kruiden die bij een juist beheer op vele bodemsoorten kunnen voorkomen en minder algemene soorten die hogere eisen stellen aan de standplaats en vaak vooral of alleen voorkomen op lichtere grondsoorten.
Let er wel op dat zaadmengsels verschillende soorten bevatten met ander kiemgedrag. De strategie van inzaai bepaalt dus ook het succes op kieming. En sommige soorten of exemplaren zullen pas na 2-3 jaar zichtbaar worden in de vegetatie. In snelle opkomende graszaadmengsels (inzaai najaar) komen vaak concurrentiekrachtige soorten voor, zoals varianten van Engels raaigras. Soorten die zich van nature verspreiden krijgen hierdoor een kleinere kans op vestiging.
"Inzaai met grassen- en kruidenmengsels biedt geen 100% garantie voor de ontwikkeling van een sterke en soortenrijke dijkvegetatie. Het proces van kieming en vestiging stelt onder meer voorwaarden aan het substraat waarop is ingezaaid. Te denken valt hierbij aan bodemsamenstelling (fysisch, chemisch en biologisch) resulterend in een vochtgehalte en voedingsniveau van de bodem alsook een indringbaarheid voor plantenwortels en de bereiding van het kiembed. Ook de wijze van inzaai is van invloed op de kans van een succesvolle inzaai. Lichtkiemers dienen bijvoorbeeld niet onder het maaiveld te worden ingebracht maar oppervlakkig te worden gezaaid. Verder zijn de dichtheid en het tijdstip van inzaai van belang." [Liebrand e.a., 2024, rapport thema 0, p. 22]
Op basis van een vegetatieanalyse van honderden dijkvakken is een voorstel ontwikkeld voor nieuwe mengsels die geschikt zijn voor verschillende bodemtypen en beheervormen. Dit onderscheid is gemaakt omdat in de uitersten van de minerale samenstelling (zand en zware klei) bepaalde soorten niet zullen aanslaan of volhouden. Ook maaien en beweiden leveren andere vegetatietypen op. Het is zinloos om bepaalde dure zaden op te nemen in mengsels waar de soort geen toekomst heeft. Kamgras verdwijnt bij maaibeheer.
De mengsels hebben de werknamen:
De samenstelling van DBG en DBK is gebaseerd op het standaard D1 of D2-mengsel met een bijmenging van soorten die in een ontwikkelde grasbekleding voorkomen. De D1 of D2-soorten krijgen hierdoor een beperkter aandeel in het mengsel. De toegevoegde grassoorten komen in Nederland op de meeste dijken tot ontwikkeling en leveren een evenwichtige begroeiing op. De mengsels zijn weliswaar nog niet wetenschappelijk gevalideerd of beproefd, maar bevatten soorten die binnen bestaande vegetaties een bewezen erosiebestendige bekleding opleveren.
NB:
Hoe zijn de nieuwe mengsels toe te passen?
De zaaidichtheden zijn te variëren, evenals de onderlinge verhouding. Let daarbij op het verschil in gewichtspercentages en plantenpercentages. Een gewichtspercentage van bijv. 10% van een bepaalde soort in het mengsel kan een groot aantal zaden betekenen als die soort lichte zaden heeft. Bij zware zaden betekent dat een kleiner aantal zaden per kilogram.
Levering mengsels
Leveranciers zijn afhankelijk van natuurlijke omstandigheden bij het winnen van zaden. Binnen het project moet tijdig worden besteld. Het zou mooi zijn als bij een bestelling meteen de standplaatsomstandigheden van de in te zaaien locatie worden doorgegeven, zoals het lutumgehalte van de toplaag. Indien nodig kan dan het zadenmengsel dan nog worden aangepast zodat het zo goed mogelijk past bij de nieuwe standplaatsomstandigheden.
Opdrachtgever moet daarbij nadenken over een alternatieve strategie als (een deel van) de leverantie niet mogelijk is:
Zie ook: