Skip to main content

Voor de vier belangrijkste vormen volgt een bespreking, waarbij enkele voor- en nadelen op een rijtje worden gezet. Centraal staan het effect op de veiligheid van de dijk, het effect voor insecten en bijkomende zaken. Malms beschrijft dit uitgebreid in haar rapport [Malms, 2019]. Recente bronnen voegen we hier aan toe.

Sinusbeheer of golvend beheer

Grondlegger Jurgen Couckuyt ziet sinusbeheer als een optimale vorm voor gecombineerd botanisch en faunabeheer. Met slingerende paden en gefaseerd gemaaide vlakken ontstaat een veelheid aan afwisseling in de vegetatie. Twee onderzoeken bij het waterschap in Noord-Holland laten echter zien dat sinusbeheer op dijken beperkingen kent. We nemen in de overweging mee dat die proeven beperkt van omvang en tijdsduur waren, maar lezen desondanks in beide rapporten belangrijke kanttekeningen. Ook al zijn er geconstateerde verbeteringen voor biodiversiteit. [Coukuyt, 2016; Stip, 2018-1; Stip, 2018-2]

De echte vorm van sinusbeheer zoals Couckuyt die beschrijft, is moeilijk of niet uit te voeren op dijken. Gewoonweg omdat er een beperkte breedte of te steil talud is. Stip constateert in zijn onderzoeken dat het reguliere maaimaterieel binnen dit beheer beperkingen kent op dijken. Het was in zijn onderzoek o.a. een uitdaging om het maaisel af te voeren. Hij beschrijft dat het wegharken van maaisel over een strook staand gewas lastig is. Juist dit afvoeren is essentieel voor de ontwikkeling van kruiden en sterke doorworteling. Dat blijkt uit een andere studie [Van der Zee, Van Dijk, & Frissel, 2020]. In weer ander onderzoek is aangetoond dat het achterblijven van maaisel kan leiden tot kale plekken. [Liebrand, 1999]. Daarom signaleert de Digigids dit als een risico voor de erosiebestendigheid. Stip adviseert overigens onderzoek te doen naar kansen met wendbare machines die wel op dijken in te zetten zijn.

Coukuyt wijst bij sinusbeheer bovendien op de kans van verruiging en houtig opschot. Beide ontwikkelingen vormen volgens de Digigids een risico. Houtachtigen hebben minder kansen als op enig moment elk hoekje een maaibeurt krijgt.

Dit risico speelde geen rol in het onderzoek van Stip. De beheerder van beide waterkeringen liet de genoemde proeven namelijk uitvoeren op dijken zonder sterkte-eis aan de grasbekleding. Er kon dus geen risico voor de veiligheid kon ontstaan.

Het echte sinusbeheer leidt tot afwisseling in ruimte en tijd. En voldoet daarmee niet aan de randvoorwaarde voor stabiel beheer in tijd en ruimte.

Het is uiteraard mogelijk ‘sinusbeheer’ op de dijk uit te voeren met een golvende grens tussen twee banen. Zoals op de Assendelver zeedijk te zien is. Hierdoor verlengt de grens en verbetert het microklimaat. In de golvende grenszone zal echter variabel beheer in tijd en ruimte ontstaan. Wat weer zijn uitwerking kan hebben op het voortbestaan van bijzondere soorten in die strook. En golvend rijdende maaitractoren rijden de dijk schuin op en af, wat de kans op ontoelaatbare spoorvorming vergroot. In geen van de onderzoeken is dit tot nu toe systematisch en langjarig gevolgd. Dit schaderisico is daarom een onzeker punt voor de sterkte van de bekleding.

Golvende strokenbeheer is desondanks een optie als de omstandigheden gunstig zijn. Op de bijzondere dijken in de Ooijpolder past het waterschap sinds 2015 gefaseerd maaibeheer met een golvende grenslijn toe. De waterkering is een tamelijk schrale dijk met lange taluds. En de onderhoudsnemer is goed bekend met deze vorm van landschapsonderhoud. [Liebrand,2019-2]

In een situatie die voedingsrijker is, of het talud gladder door klei kan dit anders uitpakken. Door de golvende lijn zal op een deel van het talud minder sprake zijn van continuïteit in het beheer. En daardoor onrust in het systeem en mogelijk kans op verruiging of dikkere strooisellagen. Ook dit is een openstaande vraag.

Faseren in blokken

Delen van een talud worden afwisselend wel of niet gemaaid per maaironde. Bijvoorbeeld in de eerste ronde wordt 300 meter wel en aansluitend 100-300 meter niet gemaaid. In de tweede ronde gebeurt dit andersom. Bij de laatste maaibeurt besluit de beheerder of bepaalde delen kunnen blijven staan in de winter. De lengtes van de blokken hebben te maken met de vliegafstand van insecten. Voordeel van blokmaaien is dat er altijd bloei-, schuil en leefgebieden zijn voor de insecten. Nadeel is dat de fauna verder moet zoeken voor een veilig plekje. En de grenslengte is niet optimaal. Ook is een nadeel dat onderhoudsmaterieel binnen elk blok keerpunten heeft op de dijk. Dat leidt tot een grotere kans op spoorvorming en tot minder efficiënt maaibeheer met meer brandstofuitstoot.

Maaien in blokken kan door de jaren heen toch afwisseling in beheer opleveren, wat volgens Raemakers&Faasen [2021] niet gunstig is.

Gefaseerd maaien golvend (WSRL)
Gefaseerd maaien golvend
Gefaseerd maaien blokken
Gefaseerd maaien blokken
Gefaseerd maaien stroken recht
Gefaseerd maaien stroken recht
Gefaseerd maaien binnentalud-buitentalud situatie juni
Gefaseerd maaien binnentalud-buitentalud situatie juni

Faseren in stroken

Het talud bestaat uit twee of meer stroken boven elkaar, die ook afwisselend worden gemaaid. Voordeel van deze methode is dat insecten weinig afstand hoeven te overbruggen bij een maaibeurt. De grenslengte neemt ook toe en binnen één bepaald vegetatietype op één talud zijn twee kansen voor de insecten. Raemakers&Faasen zien deze fasering als een goede optie voor insecten op dijken. In het algemeen is de bovenste strook het meest soortenrijk en heeft deze de laagste biomassa, die kun je het laatste maaien.

De methode verschilt van het oude maaibeleid waarbij het hele talud werd gemaaid. De werkwijze is weliswaar grotendeels gelijk en er is geen grotere kans op spoorvorming door golvende rijdende tractoren. Een uitvoeringsprobleem dat opgelost moet worden is het afvoeren van maaisel van de bovenste strook over staand gewas in de onderste strook. Hierbij spelen o.a. de steilte en stroefheid van de dijk een rol.

Faseren binnentalud – buitentalud

Hierbij worden het binnen- en buitentalud afwisselend gemaaid. Dit is een optie omdat zuidtaluds doorgaans drie weken eerder groeien en bloeien dan noordtaluds [Liebrand, 2019-2]. Het noordtalud wordt dan later gemaaid. De keuze kan ook andersom uitvallen, als het noordtalud bijvoorbeeld een hoge biomassaproductie heeft. Dan heeft het de voorkeur dat hoog-productieve talud eerder te maaien. Dit levert in uitvoering ten opzichte van de oude werkwijze nagenoeg geen verandering op. Er zijn geen extra maaibewegingen, geen extra kansen op schades, geen problemen met ruimen van maaisel. Het is bovendien eenvoudig uit te leggen en uit te voeren. Volgens Raemakers&Faasen [2021] levert deze vorm voor insecten minder winst op dan het gefaseerd maaien in stroken van één talud. Toch ontstaat er voordeel. Het ene talud kan nu tot bloei komen voordat het andere talud wordt gemaaid. De beheerder kan ervoor kiezen om het talud met de meeste biomassa/grassen eerst te maaien. Hiermee bevordert hij de toename van soorten- en bloemenrijkdom aan die zijde en daarmee op termijn de kansen voor insecten.

Delen overslaan

De Vlinderstichting adviseert binnen de Kleurkeur om 15-30% van het gewas te laten staan bij een maaibeurt. De dijkbeheerder kan binnen zijn areaal percelen zoeken waar de erosiebestendigheid een minder grote rol speelt, bijvoorbeeld op vlakke bermen. Of percelen die langs de dijk zijn aangekocht maar geen directe betekenis hebben voor de waterkering. Ook is ‘slordig maaien’ een optie. Daarbij laat de maaier her en der druppel- of lijnvormige stroken gras staan met een beperkte breedte zodat de nadelige effecten minimaal zijn.

Steenbekledingen

De beheerder kan de vegetatie op steenbekledingen in het beheerplan meenemen. Dit kunnen typisch laagblijvende steensoorten zijn zoals Wit vetkruid en Muurpeper. Maar door enige verruiging kan dit ook hoger opgaand worden, wat veel schuilmogelijkheden voor insecten biedt. De beheerder kan voor die bekleding een ander maaitijdstip kiezen dan voor gras omdat de erosiebestendigheid geen rol speelt. Wel let hij op de ontwikkeling van houtachtigen, wat moet worden voorkomen. Het maaien van de steenbekleding heeft wel bepaalde uitvoeringsaspecten in zich, die we hier verder niet behandelen.

Maaien bermstrook laten staan voor de winter
Maaien bermstrook laten staan voor de winter
Steenbekleding met diverse vegetatie
Steenbekleding met diverse vegetatie